te Juarg. No. 228. Zaterdag 8 September 1888. Nieuws- en Advertentieblad F. DIELEMAN, AXEL. voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Onlusten in Bantam. m. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS per 3 Maanden 1 maal per week 25 cent; franco per post 30 cent2 maal per week 50 centfranco per post 60 centvoor B b l o i 60 ct. en 1,20. Afzonderl. nutnm. 3 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. (Slot.) Hadji Wasid is een zeer bekend goeroe en hield eene druk bezochte pesantrèn, waaronder hij veel invloed had en overal in de afdeeling zijne moerids (volgelingen) telde. Hij had van eenige Inlandsche ambtenaren, voornamelijk van djaksa, doch niet van raden Penna, een onaangename behandeling ondergaan en kort vóór het uitbreken van den opstand eenigen tijd preventief gevangen gezeten voor een landraadszaak, die echter in zijn voor deel was beslist. Dat bij hem dus wrok in het spel was, is waarschijnlijk, en zeker niet minder bij den gewezen adsistent-wedana van Grogol, die beweerde op valsche getuigenissen, door den djas ka bijgebracht, te zijn veroordeeld. Voor het overige stond de assistent resident tmb bels bekend als strikt rechtvaardig, maar tevens als zoo streng, dat hij op elk vergrijp de zwaarste straf toepaste; de heer van Rinsum, die over het algemoen bij de inlanders zeer bemind is, was nog slechts kort hier. De landrente is niet opgedreven, juist dit jaar is zij met 7» verminderd. Trouwens reeds de laat ste jaren was zij van 20 pCt. der opbrengst tot 12 pCt. en 10 pCt. teruggebracht en de ambte naren achten den aanslag billijk. Armoede heerscht in deze streken nietde kampongs wemelen van volle padieschuren en men ziet overvloed van prachtige klappers, terwijl vele vrouwen kostba re kleinoodiën dragen. Achterstand was er in de ze afdeeling bij de landrente nooit, zij werd hier steeds liet eerst opgebracht, doch het is de vraag of de invordering altijd met de noodige zachtheid plaats had. Wat den omvang van het oproer betieft, daar van valt met zekerheid nog mets te zeggen. Blijk baar echter is het uitgegaan van alle voorname geestelijken en hadjies in den omtrek en heeft een grout aantal dessahoofden meegedaan. Wanneer het bestuur niet dadelijk de militaire macht had doen optieden, dan ware net oproer zeker naar Serang overgebracht, daar de bende die de patrouille onder luitenant Van der Star aanviel, op weg was naar de hoofdplaats. Trouwens de aanwezigheid van hadjie Iskak aldaar bewijst dit ook. Het komt mij dus voor, dat het oproer meer dan een plaatselijk karakter had, dat het lang te vo ren was voorbereid en dat liet zich zeker zou heb ben uitgebreid, indien het bestuur niet zoo krach tig was opgetreden in zooverre kan men er eene politieke beteekenis niet aan ontzeggen. Toch is L het niet te verwonderen, dat de Europeesche amb tenaren van niets wistenhet inlandsch bestuur immers werd door de hoofdaanleggers geheel en al buiten de zaak gehouden, ja zelfs weid de op stand evenzeer daartegen gericht en de hadjies hielden alles zoo geheim, dat zij aan hun eigen volgelingen eerst den dag te voren den last ga ven tot het doen uitbreken van het oproer. Zoolang de aanleggers en aanvoerders op wier hoofden een prijs is gesteld, niet zijn gevat, zal de opstand wel tijdelijk bedwongen zijn doch niet voor goed. De invloed van die lieden is verba zend groot, vroeg of laat zullen zij het hoofd weer opsteken en aan de bevolking diets maken, dat de Regeering hen niet aan kan of durft. Tjilegon. 19 Juli. Eergisteren-avond te zes uren vertrok van hier eene patrouille bestaande uit 12 inlandsche fuse liers onder den halfbloed sergeant Wedel, welke zich daartoe vrijwillig hadden aangemeld, en ge kleed waren in de kleederen der gevatte muiters, gewapend met geweren en de bajonet als kris in den gordel, met opdracht om in den nacht hadji Ismael op te vatten in een ravijn bij Goenoengba- toe, waar zich zes heilige graven bevinden en de schelm zich volgens berichten van spionnen moest ophouden. De soldaten met hun tulbanden op en de sergeant met een grooten klewang zagen er uit als een bende struikroovers. Twee nachten zijn zij er op uit geweest en telkenmale hebben zij de plek, waar de graven zijn, omsingeld, doch zonder succes. Het schijnt dat Ismael er betere spionnen op na houdt dan wij. Ook de dessa Goe- ladiar werd door deze sluippairouilles aangedaan en daar de bevolking weigerde aanwijzing te doen van een dergenon, die de pratrouille onder luite nant Van der Star hadden aangevallen, welke man bij die gelegenheid was gewond, werd zoowel het huis van dien aanvaller als dat van hadji Is kak omvergehaald, en de padie uit hun schuren onder het kampongvolk verdeeld. Sergeant Wedel verklaarde daarop, dat, als de aangeschoten muiter niet binnen 24 uren was uit geleverd, hij rapport zou maken bij den majoor die dan zijn huis zou laten in brand steken. Hoe wel nu dit laatste na de vernieling niet veel meer zou hebben beteekend, werd de muiter toch he den-middag langs een anderen weg ingeleverd, juist toen de patrouille ook terugkwam. Hij had twee beaumontkogels in den arm, welke er door dr. Haga met dezelfde bijzondere zorg, die hij aan alle gewonden wijdt, werden uitgehaald. Gisterenmorgen te zes uren ging ik mede met eene patrouille van 30 man onder luitenant Col- lard en den aspirant-controleur Van Rinsum, die in noordwestelijke richting eene militaire vertoo ning ging maken en zoo mogelijk oproerlingen zou opvatten. Na een kwartier te hebben gemar cheerd, zagen wij een groote troep inlanders aan komen, en reeds werden de voorgeschreven vei ligheidsmaatregelen genomen, toen wij bemerkten, dat het lieden waren, die den djaro van Kabang Boelak met eene vreeselijk bloedende wond aan den hals en eene tweede in de borst, in eene mand naar Tjilegon brachten, terwijl anderen ee ne ladder droegen, waarop stevig gebonden een muiter lag uitgestrekt, die des morgens den djaro de wonden had toegebracht, toen deze hem wilde gevangen nemen, bij welke gelegenheid een twee de oproerling ontkwam. Daar het tot nog toe behalve hadjies, allen dja ro's zijn, die aan den opstand hebben meegedaan, vond de directeur van binnenlandsch bestuur het zulk een heugelijk feit, dat een djaro met mee werking der bevolking begon aan het opsporen der muiters, dat hij dadelijk naar Batavia heeft ge seind om eene bronzen medaille voor dat dessa hoofd tot aansporing ook van anderen om diens voorbeeld te volgen. Verderop kwamen wij voorbij de vernielde wo ning van den assistent-wedena van Grogol, den opvolger van Saliman, waarover ik vroeger heb ge- teiegrapheerd. Er was in de buurt geen mensch te zien. Over Tegalwangie trokken wij daarop naar de dessa Merak aan deN. W kust tegenover het eiland van dien naam. Vier-en-twintig paal moesten onvoorbiddelijk wor den afgeloopen, nu eens door vriendelijke klapper tuinen, dan weer door heete alang-alangvelden, waarvan de hitte ons brandend in het bestoven aangezicht sloeg, steeds draaiende om de hooge rotsen, totdat wij het visschersdorp Kabal bereik ten, waar de bevolking rustig aan hare netten zat of hare prauwen herstelde. Een vriendelijk woord werd met haar gewisseld en daarna werd de marsch weer voortgezet, en Sint Nicolaaspunt links latende liggen kwamen wij eindelijk te één uren doodmoe in kampong Salira aan, waar de groote rust gehouden werd op een grasveld on der een ïeusachtigen waringin. Aan de bevolking werd opgedragen voor de pa trouille rijst en gepofte kip te leveren. Dit scheen niet erg in den smaak te vallen, maar toen haar door den controleur werd aangezegd dat alles con tant zou worden betaald (wat ook geschiedde), ging het van een leien dakje. Zelfs de vrouwen, die zich overal zooveel mogelijk hadden schuil gehou den, kwamen aandragen met eetgerei. Nog een teug klapperwater en weder werd de tocht voort gezet, nu door zwaar verdacht terrein. Bij Poe- loekali vonden wij de op een heuvel gelegen wo ning van den gardoewachter door de muiters in de asch gelegd. Langs de kampong Njamoek die geheel verlaten scheen en waarvan hier en daar een uitgang versperd was, bereikten wij om half zes 's avonds totaal uitgeput de dessa Bodjonega- ra, een der brandpunten, waar de controleur Her mens, die 's morgens om 6 uur in N. O. l ichting met eene patrouille onder luitenant Muller was uitgerukt ons een uitmuntend bivak had voorbe reid in en om de geplunderde woning van den assistent-wedana, die uit de kampong alles gere- quireerd Lad wat nooaig was, terwijl luitenant Brunt, die te Tjilegon als magazijnmeester fungeert, ons met de ambulance heerlijke wollen dekens ge zonden had, waaronder wij onze doodmoede en doorgetranspireerde leden konden uitstrekken. Een uitmuntend vischmaal werd genoten. Luitenant Muller had oorspronkelijk in opdracht des morgens om zes uur met ons terug te keeren naar Tjilegon, maar des avonds te 9 uren hoorden wij de cavalerie-trompet steken en weinige minu ten later reed eene ordonnansen-patrouille het kamp binnen, met nieuwe oideis en kaarten voor dezen officier. Hij kreeg last den volgen morgen om 6 uur via Wadas het gebergte over te steken, de rivier Tjitjoeroeg te doorwaden en zich des mor gens ten half tien benoorden Tjiorah koeion te be vinden, om op het eerste vuur twee andere pa trouilles tegen den vijand te assisteeren. Onze ko- lonne marcheerde om half negen over Wadas, Petjek, het verbrande Kakmen en Djom' kne- lonj Tjilegon weer binnen. Al de kampoi "art a of schenen verlaten. Inmiddels waren kapitein Hojel en lui

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1888 | | pagina 1