IVo. 227. Woensdag 5 September 1888. 4e Jnarg'. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. F. DIELEMAIV, AXEL. Onlusten in Bantam. FEE1LLETOA. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS per 3 Maanden 1 maal per week 25 cent; franco per post 30 cent2 maal per week 50 centfranco per post 60 centvoor België 60 ct. en 1,20. Afzonderl. numm. 3 ct. DRUKKER UITGEVER Adverténtiën van 1 tot 4 regels 25 cent voor eiken regel meer 5 cent. Groote létters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentien worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en V rijdagnamiddag TW ËE ureii. H. Dinsdag 10 Juli in den vroegen morgen kwam de Generaal Pel met het zoo goed georganiseerde 9ae bataillon, waarvan drie eompagnien dien dag naar Serang maicheerden. Drie uur na aankomst ging ik met de le compagnie mede naar Tjilegon De nacht was stikdonker en met inachtneming van de noodige veiligheidsmaatregelen werd be hoedzaam en zwijgend doorgemarcheerd. De elf paal lange weg is vrij vlakhet eerste gedeelte tot aan Kramat Watoe was goed door de gardoes bezet en flink verlicht, doch naarmate men Tjilegon naderde werden de gardoes minder en waren er geen lichten. Wel zag men vooral in noordelijke richting in de kampongs groote macht- en seinvuren flikkeren. Te Kramat Watoe sloot zich de wedana van Serang met gewapend volk bij den troep aanhij had bericht gekregen dat de oproerlingen den assist ent-wedana van Bla- gendoeng wilden vermoorden en vroeg daarom een detachement ter bewaking van diens woning, doch dit kon niet bij gebreke aan orders daaromtrent. Onder weg zagen wij ook in de verte de brug van Petjek afbrandenin den djaro (dessahoofd) van die plaats werd later de moordenaar van den heer Grondhout herkend. Woensdagochtend ten 6 ure ging kapitein Hojel met eene seciD op marsch om een onderzoek in te stellen naar de vermoorde personen. In welken toestand ik toen hot lijk van den heer Bachet heb gevonden, schreef ik reeds in een vorigen brief; hij was blijkbaar, na met de twee loopen van zijn geweer twee der aanvallers in de keel te hebben getroffen en doodgeschoten, een laag muurtje ach ter den put op zijn erf overgesprongen en daar voor de gardoe afgemaakt. Kort daarop kregen wij langs den passer mar- cheerende bericht, dat mevrouw Grondhout waar schijnlijk nog leefde en zich in kampong Krangot in handen der muiters bevond. Met den wegwij zer gingen daarop twee secties (ik ging mede) langs een kampongweg in de brandende zon tusschen rijst- en suikervelden naar die kampong, doch hoe wel deze geheel werd doorzocht, werd niets ge vonden. Donderdag 12 Juli kwam des avonds te half 7 ook de 2e compagnie te Tjiiegon aan onder bevel van kapitein De Brauw, met 30 man cavalerie onder ritmeester Yan der Schoot en de luitenants Bakhuis en Happé, juist bij tijds om in het huis van den assistent-resident in bijzijn van den resident Engelbrecht en majoor Eichholtz, die 's morgens onder bedekking van 15 man cavalerie in een wa gen te Tjilegon waren gekomen, eene conferentie bij te wonen, waarin besloten werd een tocht te dóen naar Bedjie, een der brandpunten van den opstand, ten einde hadji Wasid, die volgens ge- rucdt zich daar zou bevinden, gevangen te nemen en in geval van verzet de kampong te tuchtigen. Dienzelfden nacht rukte dan ook eene colonne ter sterkte van 3 secties infanterie (twee Euro- peesehe en een inlandsche) uit onder bevel van ka pitein de Brauw en de luitenants de Graaff en de Visser, benevens eene ambulance onder dr. Sissingh met last Bedjie langs de noordzijde te bereiken. Te drie uren gingen de beide andere Eu.opeesche secties der luitenants Keeser en Ter Haar onder bevel van kapitein Hojel, 24 cavaleristen onder ritmeester van der Schoot en de luitenants Bak huis en Happé benevens eene ambulance onder dr. Haga, op weg om Bedjie van de oostzijde te om singelen, terwijl de cavalerie last kreeg haar van de zuidzijde af te zerien. Juist om half zes wa ren de troepen in stelling en was de kampong van verschillende zijden ingesloten, en op hetzelfde oo- genblik dat de colonne-kommandant, kapitein Hojel 17.) NOVELLE VAN MAX Rise. „Had Bergen," zeide hij in zichzelven lachend, „niet vcT-'r zoo dom gehouden, zich aan een arm meisje te verslingeren. Is waarschijnlijk bij mejuf frouw Richter niet meegevallen en troost zich nu met de gezelschapsjuffrouw. Kan mij slechts aange- raam zijn, moet mij echter in acht nemen, dat vriend Rohr niets bemerkt. Heeft er gelukkig niet het minste vermoeden van, hoe de zaak loopt. Twijfel niet of ik zal hem voor zijn en slagen daar de kan sen voor mij zoo goed staan als ik maar wenschen kan." De knappe Bodo vergiste zich echter, daar ook de slimme gezantschapssecretaris oppaste en dezelf de ontdekking gedaan had. Zonder er met elkan der over te spreken, spanden zich beiden opnieuw in, elkander de overwinning te betwi»ten, nadat zich de gevaarlijke mededinger teruggetrokken had. Zoo vaak Bodo zich met den onmisbaren ruiker bij de (bij wiens troep ik mij bevond), het signaal liet geven geef acht! dat afgesproken was voor het overgaan tot de omsingeling en de opelsching der muiters, werd dit signaal door de verschillen de afdeelingen herhaald, zoodat de strategische be rekening volkomen juist bleek te zijn geweest, Toen vervolgens de troepen de kampong van ver schillende zijden binnendrongen, vielen drie scho ten. Eerst nadat het kamponghoofd herhaalde ma len was aangemaand om de opstandelingen aan te wijzen en uit te leveren en fiem een kwartier tijd was gelaten, met bedreiging anders de kampong te zullen tuchtigen, doch dit alles niet het minste re sultaat had gehad, werd tot de tuchtiging overge gaan. Het kamponghoofd, eenige hadjies en an dei- volk, dat door den patih en eenige Europeesche en inlandsche ambtenaren werd aangewezen, wer den opgevat en meegevoerd. Toen deze tuchtiging was afgeloopen, werd op aandringen van het civiel gezag door de geheele colonne een tocht gemaakt langs het gebergte en overgegaan tot de tuchtiging der dessa's Kedong en Traté Oedik. Kedoeng ligt op drie paal, Traté Oedik op nog een paal benoorden Tjilegon. Het resultaat was schitterendeen groot aantal toch van de hoofdoproerlingen werd hier gevangen ge nomen, in Traté Oedik onder anderen hadjie Kiai Machmoed, die in zijn gelaat de sporen droeg van verwonding en in wiens bezit vele goederen werden gevonden van den heer en mevrouw Gubbels, de dienstbaadjes van den oppasser en den schrijver des vermoorden wedana's en een brief, die over den mooid handelde en misschien aanleiding kan geven tot arrestatie van andere medeplichtigen aan de bedreven wandaden. Dat de muiters zich zoo in de buurt van Tjilegon durfden ophouden, bewijst hun overmoed, doch zeker zijn zij verrast door het snel en actief optreden van den colonne-commandanten de volharding van den reeds_ uitgeputten troep, die dame liet aandienen, even vaak verscheen gelijktij dig de hem als zijne schaduw vervolgende diplo maat, met een zoo mogelijk nog schooneren ruiker. Evenmin lieten beiden het aan die gewone op merkzaamheden en huldebewijzen ontbreken, waar door zij het hart der jonge dame hoopteu fe ver overen. Haar ter eere regelde de graaf eene partij in het bosch, een waar tooverfeest, waarbij zijne nicht, mevrouw v. Reibnitz de honneurs waarnam, en hij alles wat in zijn vermogen was, aanwendde om zich bij haar aangenaam te maken. Spoedig daarna had de gezantsschapssecretaris in eene voor dit doel gehuurde en rijk versierde boot een water tochtje in gereedheid gebracht naar een naburig ei land, waar hij zijne gasten een diner aanbood, dat de bewondering van hpt geheele gezelschap opwek te en verscheidene dagen het onderwerp der ge sprekken was. Natuurlijk moest voor zulk eene gevierde jonge dame de keuze tusschen de twee evenzeer bemin nenswaardige medeminnaars moeilijk vallen, zoodat zij niet zoo spoedig noch voor den een noch voor den ander beslissen kon en steeds aarzelde, wien zij den voorrang geven en met hare hand gelukkig ma ken zou. Weliswaar waren er oogenblikken, waarin Bodo gelooven mocht de bevoorrechte te zijn en de over winning te zullen behalen, maar reeds in het vol gende oogenblik kon de gezantschapssecretaris met hetzelfde recht zich voor den gelukkige houden en ter nauwernood aan een gelukkigen uitslzg twijfe len, daar de dame met wezenlijk bewonderenswaar dige onpartijdigheid hare gunst tusschen de twee heeren verdeelde. Daarbij verstond de jonge dame de kunst den aandrang harer minaais te weerstaan en met groo te scherpzinnigheid en behendigheid elk aanzoek te ontwijken, zonder hare aanbidders te kwetsen of hun alle uitzicht te benemen. Zoo verliep dag aan dag, zonder de gewenschte beslissing te brengen, die niet alleen door de belang hebbenden, maar ook door het geheele badgezel- schap met spanning verwacht werd, even als bij een wedren de toeschouwers levendig belangstellen in den uitslag van den strijd en voor den een of den ander ernstig partij trekken. „Nu, hoe staat het Bodo vraagde mijnheer v. Reibnitz aan den graaf. „Mag men u gelukwenschen?" „Ben nog niet zoover," antwoordde deze verlegen. „Ik begrijp niet, dat die geschiedenis zoo lang duurt." „De drommel weet, waaraan het ligt," hernam Bodo verdrietig. „Schiet niet op, hoewel dame be minnenswaardig, oude tante verrukkend en alles in de beste orde is." Wordt Vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1888 | | pagina 1