No. 210.
Zaterdag 7 Juli 1888.
I'' Jaarg.
Zeveu Milltaea.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
F. DIELEMAN,
AXEL.
FEUILLETON.
Buitenlaudsch Nieuws.
DUITSCHLAND.
Binnenlandsch Nieuws.
m.
COURANT,
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden
1 maal per week 25 cent; franco per post 30 cent2
maal per week 50 centfranco per post 60 centvoor
b l g i 2 60 ct. en 1,20. Afzondert, numm. 3 ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
De Geheimhouding van den Geneesheer.
De wijze, waarop sommige Duitsche artsen en
professoren gemeend hebben te moeten hande
len bij de ziekte van den Duitschen keizer geeft
„De Tijd" aanleiding tot een beschouwing, waar
in onderscheiden behartigenswaardige opmerkin
gen voorkomen.
Het ambt van geneesheer is een ambt van het
hoogste vertrouwen, dat aan hem, die dat ver
trouwen geniet, ernstige verplichtingen oplegt je
gens degenen, door welke hem dat vertrouwen
wordt geschonken. Tot die verplichtingen van
den geneesheer jegens zijn patiënten behoort on-
g3twiifeld ook stilzwijgendheid. Aan alle uni
versiteiten werd vroeger, aan de meeste wordt
hij de invordering tot doctor in de geneeskunde
door den gepromoveerde de hippocratische eed
afgelegd, waarbij o. a. geheimhouding wordt be
loofd omtrent de ziekten zijner toekomstige lij
ders. Ook voor artsen, door welke die eed niét
werd afgelegd, schijnt de verplichtingen niet min
der wezenlijk te bestaan, geiijk ook bij de be
handeling van rechterlijke zaken wordt erkend.
De geheimhouding, waartoe de geneesheer ver
plicht is, behoeft zich uit den aard der zaak niet
alleen uit te strekken tot de z. g. geheime ziek
ten. Ook waar het ziekten van geheel anderen
aard betreft, is de geneesheer tot stilzwijgen
verplicht, als de belangen van den lijder te vor-
deicn. En van dit standpunt erkent „De Tijd"
het al dadelijk, dat de houding van dr. Mac
kenzie veel meer strookte met de verplich
tingen van den geneesheer, dan de houding van
verscheiden Duitsche artsen en professoren, die
niet hem den keizer behandeld hebben. Het was
of de eer der Duitsche wetenschappen gemoeid
was bij het bestaan van de kwaal, die zij bij
7.)
NOVELLE VAN
MA X H 1 N (>f.
Alleen de graaf bleef nog over, die nu trotsch
op de overwinning en met zegevierende blikken
op haar toetrad, overtuigd dat zij hem den prijs
reiken en voor aller oogen door hare keuze geluk
kig maken zou. Om de lippen der dame speelde
een onmerkbaar glimlaehje, dat hem zijne nadere
overwinning en de vervulling zijner koènste wen-
schec scheen te beloven.
Maar, helaas! ook deze dappere hartenverove-
naar zag zich in zijne schoonste verwachtingen be
drogen, daar de grillige dame hem in plaats van
het verwachte eereteeken eene prozaïsche slaapmuts
aanbood, eene vernuftige uitvinding van hemzel-
ven waaiop hij niet weinig trotsch was geweest, enjdie
hij onder spottend gelach op zijn edel hoofd moest
zetten
Onbeweeglijk van verbazing en sprakeloos van
verrassing bleef hij staan in het midden der zaal
den keizer hadden geconstateerd. Het ziekte
proces werd tot een onderwerp van openbare
discussiën gemaakt, terwijl er bepaaldelijk voor
verscheiden Duitsche geneesheeren geen enkele
overweging scheen te bestaan, welke hen tot
geheimhouding verplichtte betreffende hetgeen
bij de waarneming van hun ambt tot hun ken
nis was gekomen.
„De Tijd" brengt dit punt meer bijzonder ter
sprake, omdat in den laatsten tijd ook in ons
land het streven is te bespeuren om dei den te
mengen in de geheel eigenaardige betrekking
tusschen den lijder en zijn geneesheer. Dat de
geneesheer bij besmettelijke ziekten verplicht is
tot het doen \an mededeeling, kan in het alge
meen belang wenschelijk of noodzakelijk zijn
maar uit publiek gemaakte stukken blijkt dat
sommige medici al een zeer ruim begrip hebben
van het woord ambtsgeheim.
Ook br de opgaven van geneeskundigen ten
behoeve van levensverzekeringen vei strekt, gaat
men, naar „De Tijd" meent, te ver en met vol
doening wijst zii op een schrijven van het be
stuur var. den Geneeskundigen kring te Am
sterdam aan de directeuren van verscheiden
maatschappijen van levensverzekering, waarin
wordt aangetoond, dat de beantwoording der ge-
heele vragenreeks, welke omtrent den gezond
heidstoestand van een bepaalden perscon en van
diens naaste betrekkingen door haar gesteld wer
den, in bepaalde gevallen met de verplichtingen
van den geneesheer in strijd moet geacht wor
den.
„Wij hopen", aldus besluit het blad, „dat de
schandalen want dit woord mag niet te streng
worden geacht - gedurende de ziekte van den
overleden Duitschen keizer voorgekomen, aanlei
ding mogen zijn, dat het hoogst gewichtige on-
met de noodlottige slaapmuts op en zijne nedei-
laag onder een gemaakt lachje zoekende te ver
bergen.
,,Flau we aardigheid! bromde hij, toen hij zich-
zeiven weer meester was geworden. „Wat elkan
der bemint, plaagt elkander. Wil maar eens eene
aardigheid hebben. Geen boom valt met den eers
ten slag. Moet niet te gevoelig zijn. Dames heb
ben hare grillen. Ben maar nieuwsgierig, wien
zij kiezen zal."
Intusschen zat Koert met Flora, onbekommerd
om hetgeen ei om hen heen gebeurde, in den uit-
tersten hoek der zaal, slechts aan zichzelven den
kend, toen hij tot zijne verbazing door den graaf
uit zijne schuilplaats te voorschijn gehaald werd
om zich ook aan de veeleischende dame te presen
tee ren.
Kalm, bijna onverschillig maakte hij eene bui
ging voor de trotsche dame, die hem met in het
oogvallende vriendelijkheid tegemoet kwam, ter
wijl zij van haren stoel opstond en hem tot greo-
te verbazing van het in de hoogste spanning ver-
keerend gezelschap het schitterende eereteeken en
hare zoozeer begeerde hand reikte.
Deze keuze baarde, zooals te begrijpen is, groot
opzien, en maakte den armen, tot nog toe nauwe
lijks opgemerkten luitenant plotseling tot den held
derwerp de verhouding namelijk tusschen ge
neesheer en patiënt, hier en elders meer dan tot
nog toe het geval was, aan de orde worde ge
steld en worde opgelost op een wijze, welke met
de belangen van den zieke het meest in over
eenstemming is.
Naar de Londensche Standard uit Petersburg ver
neemt, gelooft men aldaar, dat de ontmoeting
tusschen den Russischen Czaar en den Duitschen
Keizer eerst in het einde dezer m iand zal plaats
hebben.
De plaatselijke gezondheidsraad in Karlsru
he, waarvan voorzitter is de burgemeester, waar
schuwt tegen de handelingen van iemand te Nij
megen, die een geneesmiddel aanprijst tegen de
vallende ziekte. Als men het bestelt, dan wordt
niet minder dan 75 mark voor het middel ge
vraagd. De industrieele man in quaestie was
vroeger molenaar, en drijft nu handel in gehei
me middelen. Hij is in Pruisen herhaaldelijk ge
straft en heeft het plan thans, op de grenzen
van Nederland en Duitschland, eene inrich
ting voor zenuwlijders op te richten!
De heer H. L. Smits te 's Gravenhage, zond
ons deze week een exemplaar van de door hem
uitgegeven wordende „Kinder-Courant".
Het opschrift maakte ons kinderlijk nieuws
gierig en wij namen er een kijkje in.
Het eerste wat wij tegenkwamen, waren de
namen van de redacteuren nl. de heeren Johan
van den dag. Niemand echter was gelukkiger dan
de majoorsweduwe, die haar zoon reeds in het be
zit der millioenen zag, terwijl graaf Randau in
stilte den kameraad, dien hij over de schouders
aanzag, b-mijdde, hoewel hij in geen geval de hoop
opgaf, zulk een medeminnaar, die ver beneden hem
stond, op zij te duwen, en de rijke erfgename de
zijne te mogen noemen.
„Zeven millioenriep de raajoorsweduwe den
volgenden morgen, zoo spoedig zij hare oogen o-
pende. „Het is nauwelijks te gelooven. Wie had
dat in het beein kunnen denken."
„Wees toch bedaard, lieve mama!" bad Koert
de opgewondene moeder. „Ik begrjjp niet, waar
over ge u zoo warm maakt."
„En dat kunt ge nog vragen Heeft mejuf
frouw Richter u niet in den cotillon boven alle
heeren en zulks bovenden verwaanden graaf geko
zen Ge hebt werkelijk een ongehoord geluk."
„Ik geloof dat u eene te groote waarde hecht
aan de omstandigheid, dat mejuffrouw Richter zoo
vriendelijk was, zich den kleinen, onlangg bewe
zen dienst te herinneren, en zij zich daarom voor
verplicht hield, zulks in den cotillon te vergelden.
Meer het niet te beduid^