No. 205. Woensdag 20 1888. !e Jaarg. BERICHT. let oïerlp van lm FREDERIK Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. F. DIELEMAA. Bnitonlandseli Nieuws. FELILLETOA. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: per 3 Maanden 1 maal per week 25 cent; franco per post 30 cent2 maal per week 50 centfranco per post 60 centvoor België 60 ct. en 1,20. Afzonderl. numm. 3 ct. DRUKKER UITGEVER AXEL. Advertentie n van 1 tot 4 regels 25 cent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TxVËE uren. Zij die zich met 1 Juli a. s. op dit hlad abomieeren, ontvangen de vóór dien datum verschijnende nummers gratis. DE UITGEVER. DUITSCHLAND. Zooals wij Vrijdagnamiddag te ruim 2 ure, aan enkelen onzer lezers per bulletin mededeelden, ia de Duitsche Keizer den 15 Juni jl. des voor- middags om 11 u. 12 m. te Potsdam zacht en kalm ontslapen. De doodstrijd was niet zwaar en duurde kort. De Bondsraad is bijeengekomen in welken de Rijkskanselier mededeeling heeft ge daan van het overlijden van keizer Frederik en het optreden van keizer Wilhelm den Tweeden. De stad was in rouwdos en de vlaggen waren halfstok geheschen. Bij het sterven was de ge- lieele familie tegenwoordig. De wegen van het slot „Friedriechskron" tot „Sans Souci" zijn door huzaren afgezet, terwijl in het slot zelf een in structie-bataljon de wacht houdt. De overledene ligt op het doodbed met eene witte sprei over dekt. De keizerin-weduwe Victoria had zich in hare appartementen afgezonderd, om zich aan hare diepe droefheid te kunnen overgeven. Prins Bismarck en de ministers hebben in de sterfkamer aan het stoffelijk overschot hunnen eerbied betuigd, alsook de adjudanten en aanwe- 5.) ÏH ooo ,,Niet zoo kwaad," hernam mijnheer v. Reibnitz. „Ik viees maar, dat Bergen lont ruikenen u eene streep door de rekening halen zal, wanneer hij verneemt, welk een goudvischje er in zijn huis woont." „Zal niet zoo dom zijn hem alles aan den neus te hangen. Ben volstrekt niet bang voor Bergen; goede kerel, maar erg ploertig. Tegenover dames bedeesd; ben wel tegen hem opgewassen. Maar echter geen tijd verliezen, wil dadelijk het terrein verkennen en alle? tot den aanval gereed maken." Met dit loffelijk voornemen begaf de graaf zich zonder dralen naar zijne kamer in het badhotel, waar hij met behulp van zijne bediende zorgvul dig toilet maakte. Zoo verscheen de graaf in de nederige woning van den luitemant, die zeer ver wonderd was over het onverwacht bezoek. „Kan niet nalaten," zei de voorname gast, „ou- zige officieren. De proclamatie van keizer Wilhelm II wordt eerst na de begrafenis verwacht, die in geene geringe spanning wordt tegemoet gezien. Naar wordt vernomen zal de algemeene rouw des lands zes weken duren. De opening van het lijk heeft Zaterdag in de late namiddaguren plaats gehad. Behalve de artsen die den keizer geduiende zijne ziekte be- dandelden, waren daarbij tegenwoordig prof Vir- chow en prof. Waldeijer. Ook de minister van het Huis des keizers graaf Stolberg, woonde de operatie bij. Plet resultaat van het onderzoek was, dat de keizer aan kanker geleden heeft. Dat de jonge keizer meer militaire noigingen heeft dan zjjn vader, blijkt ook hieruit, dat zij» ne eerste proclamaties aan leger en marine ge richt zijn. Terwijl de overledene keizer Friedrich stilzwijgend een eed van trouw door land- en zeemacht liet afleggen, doet de jeugdige keizer Wilhelm deze handeling vergezeld gaan van twee dagorders, waarvan de marquantste plaatsen al dus luiden; „Met diepbewogen hart iicht ik mijn eerste woord tot het leger. De vaste, onver breekbare band tusschen het leger en zijn hoofd is eene erfenis van eene lange reeks van roem volle voorvaderen. Zoo behooren wij te zamen, ik en het leger. Zoo zijn wij voor elkander ge boren, en zoo willen wij onverbrekelijk, vast ons bij elkander houden moge net naar Gods wil in vrede of in storm zijn. Gij zult my thans den eed van trouw en van gehoorzaamheid zweren, en ik beloof steeds hieraan gedachtig te zullen zijn, dat de oogen mij ner voorvaderen uit gene wereld op mij neder- zien en dat ik hun eenmaal rekenschap zal heb ben te doen van den roem en de eer der ar de kameraad in het voorbijgaan te bezoeken en mevrouw mijne opwachting te maken." „Zeer lief van u, mijnheer de graaf!'" hernam de dame gevleid, „Koert heeft mij reeds verteld, dat hij u beeft aangetroffen en gij zoo vriendelijk geweest zijt hem voor de volgende reünie te ver zoeken. Hoop dat mevrouw ons ook de eer Zal bewij» zen. „Met het grootste genoegen, als Koert er ook deel aan neemt." „Twijfel niet daaraan. Uitstekend gezelschap. Adel uit den omtrek. Zal allen aangenaam zijn meviouw te leeren kermen, vooral neef Reibnitz en nicht Mathilde „Reeds lang heb ik verlangd met het gezelschap kennis te maken, maar Koert was steeds te lij dend. Wij leven hier als kluizenaars, en gaan met geen mensch om, behalve met onze buren, eenige dames uit Opper-Silezië, die weliswaar bur gerlijk, maar overigens zeer nette menschen zijn." „Heb van docter Brüstlein veel goeds van de dames gehoord," hernam Bodo, terstond de gele genheid aangrijpend, die hem aangeboden werd om over de dames te spreken. „Eene zekere burge meestersvrouw Grund en hare nicht; moeten zeer achtenswaardig zijn. Ben voornemens haar ook mee." En in de dagorder aan de vloot heet het-: „Ik weet dat ieder gaarne bereid is inet zijn leven voor de eer de Duitsche vlag in te staan, waar het ooit moge vereischt worden, en zoo kan ik het in dit ernstige uur met volle gerust heid uitspreken, dat wij vast en zeker bij elkan der zullen staan in goede en booze dagen, in storm zoowel als in zonneschijn, altijd gedachtig aan den roem van het Duitsche vaderland en a I tijd bereid ons hartebloed voor de eer der Duit sche te geven. Bij zulk streven zal Gods ze gen met ons fcijn." Eenige betrekking op de buitenlandsche poli tiek hebben deze opzienwekkende kennisgevin gen niet. Reeds heeft er eene wisseling van dépêches op de hartelijkste wijze plaats gehad tusschen den jeugdigen keizer en de vorstelijke geallieerden te Weenen en Rome. Onder ande ren antwoordde de Oostenrijksche keizer, dat hij voor den joDgen heerscher den troost van den Almachtige afsmeekt, en dezelfde gevoelens v oei hem koestert als voor zijnen grootvader en zij nen vader. Met betrekking tot de binnenlandsche politiek maakt het een goeden indruk, dat de jonge kei zer zich bereid Verklaarde als opvolger voor 1 utt- kamer die personen in aanmerking te doen ko men, welke Zijn overleden vader had aangev. o- zeü. De schriftelijke afscheidsgroet, dien Bismarck van Keizer Frederik ontving, was reeds met, zoo bevende hand geschreven, dat de inhoud voor het ongenblik nog niet te ontcijferen is. Daarente gen bevestigt het zich, dat keizer Frederik op zijn sterfbed op de hartelijkste wijze keizerin Victo ria en Bismarck verzoende. Het gerucht, dat de doctoren Mackenzie en Ho well zich reeds in alle stilte naar Engeland heb- tot de réunie uit te noodigen. Wat denkt ge er ven. kameraad Zal haar zeker zeer aangenaam zijn „Dat kan ik niet weten," antwoordde Koert, die tot nog toe gezwegen had, „Dat moet ge aan de dames zeiven vragen." ,,ts te begrijpen. Wilde u alleen verzoeken jinij haar voor te stellen, Zijn toch te huis en te spreken?" „Als ik me niet vergis," merkte mevrouw v. Bergen op, zonder het antwoord van haar zoon af te wachten, ,,dan zitten de dames in den tuin in ha re tentzij zullen in allen gezal zeer verheugd zijn, als mijnheer haar tot de rénie uitnoodigt. Het spreekt vai» zelf dat Graat Randau terstond daartor bereid was, zoodat Koert zich genoodzaakt zag, hem naar den kleinen tuin te vergezeLen en hem voor te stellen aan de dames, die zulk een aanval niet kon vermoeden, en met wie hij en zij ne moeder sedert het uitstapje naar den Golm meer vriendschappelijk verkeerden. Na de gewone begroetingen en nadat van bei de zijden eenige beleefde woorden gewisseld wa ren droeg de graaf met de hem eigene beminnens waardige gemakkelijkheid zijn verzoek voor, dat echter tot zijne groote verwondering door de da mes met niet zooveel ingenomenheid ontvangen AXELSC NOVELLE VAN nA X R I V Cl. 71

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1888 | | pagina 1