No. 199. Woensdag 50 1888. ie Ja; Nieuws- en Advertentieblad oor Zeeuwsch-Vlaanderen. F. MELEMAN AXEL. Buitenlandse!) Nieuws. FRANKRIJK. 6 Binnenlandse!) Nieuws. i Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag;- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS per 3 Maanden 1 maal per week 25 cent; franco per post 30 cent; 2 maal per week 50 cent; franco per post 60 cent; voor België 60 ct. en 1,20. Afzonderl. numm. 3 ct. DRUKKER UITGEVER Advertentiên van 1 tot 4 repels 25 cent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentiên worden franeo ingewacht, uiterljjk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren. Groot zijn de ongelegenheden die uit de ver spreiding van valsche bankbiljetten ontstaan. Zoo wordt verhaald, dat iemand zich aan het-postkan toor vervoegde om 3000 fr. te ontvangen die hij tc vorderen had, hetzij voor een postwissel ot an derzins. Die som werd hem aan baakbiljetten voor geteld; de man weigprde eerst die in entvangst te nemen; maar het hielp hem niet. Hij kreeg ten antwoord, dat hij niet het recht had de biljetten te weigeren. Hij nam ze dus en ging vervolgens naar zijn bankier om ze te wisselen; maar deze wilde de banknoten niet ontvangen, zelf niet als een deposito. Een ander persoon gaat naar een deurwaarder, om een wissel van 150 fr., dien deze te protestee ren had gekregen, nog tijdig te betalen. Bi] biedt 6, een bankbiljet van ƒ500 fr. aan en verlangt 350 I fr. terug. De deurwaarder weigert het biljet en Sj maakt protest op van den wissel. 8; De toevloed van personen naar de bank om bil- 9j jetten van 500 fr. in te wisselen, is zoo groot, dat 9) men op het binnenplein eeue houten afscheiding 9; heeft moeten maken, waar de personen één voor Dj één op hunne beurt wachten om doorgelaten te (I; worden. pi Vanwege de bank wordt verklaard, dat baar tot jpi nu toe geen valsch biljet van 1000 fr. onder de oogen is gekomen. Het gerucht Imp namelijk, dat I er ook valscbe biljetten van dat bedrag in omloop waren. De werklieden aan den Eiffeltoren te Parijs eischten hooger loon, op grond dat, naarmate ze 'I vorderen, hun werk gevaarlijker wordt. Eiffel wei- 4' gerde, en de werklieden (200 in getal) hebben thans het werk gestaakr. Uit Amsterdam meldt men ons Zaterdagmiddag werd in „Café Krasnapolsky" eene buitengewone algemeene vergadering gehou den van leden der Zuiderzee-vereeniging, onder voorzitting des heeren Buma. De Heer C. Lely, Ingenieur, Chef van het tech nisch onderzoek der Vereeniging, hield vervol gens eene uitvoerige Voordracht, die door tal van Kaarten werd toegelicht. Spreker wenscht daarbij twee vragen te beant woorden, namelijk 1°. Waarom is een nieuw onderzoek noodig? 2°. Wat is te onderzoeken Ter beantwoording der eerste vraag gaat spre ker de geschiedenis der verschillende ontwerpen na en behandelt uitvoerig de geschiedenis van het ontwerp behoorer.de bij het wetsvoorstel van 1877 van minister Heemskerk. Hij brengt daar bij hulde aan de mannen, die aan die ontwerpen hebben gearbeid; de verslagen, die in het licht zijn verschenen, bevatten een schat van gegevens, die van blijvende waarde zijn. Spreker acht eene meer uitgebreide oplossing mogelijk; doch mocht het onderzoek het tegen deel aaotoonen, dan hoopt hij, dat ook de leden der Zuiderzee-vereeniging hunne krachten zullen aanwenden, om het vroegere ontwerp, wellicht eenigszins gewijzigd, tot uitvoering te doen bren gen. De noordelijke provinciën wenschten eene meer noordelijke afsluiting. Was zulk eene afsluiting technisch en financi eel mogelijk En hoe zou die moeten geschie den Ziedaar vragen, die men nooit voldoende heeft kunnen beantwoorden, omdat nooit een ern: tig onderzoek omtrent eene noordelijke af sluiting heeft plaats gehad. De staatscommissie van 1870 zegt in haar be langrijk verslag „In overwegingen of het bepaald uitgemaakt is, dat de afsluitdijk in de aangevraagde richting en niet „veel noordelijker met insluiting van den IJsel moet gelegd worden, heeft de commissie, van oordeel dat dit niet tot hare roeping behoor de, zich niet begeven." De hoofdgedachte van het vroegere ontwerp is steeds geweestlandaanwinning op de meest voordeelige wijze. De afsluitdijk en de overige werken, die daar toe noodig waren, hadden steeds tot eenig doel, de landaanwinning zonder benadeeling van be staande belangen mogelijk te maken. Wanneer evenwel een werk van zulk een grootschen omvang ondernomen wordt, had daar bij, in een land als het onze, waar voortdurend str(jd tegen het water te voeren is, tevens de vraag gesteld moet worden: hoe kan zulk een groot werk dienstbaar worden gemaakt aan blij vende verbetering van den waterstaatkundigen toestand van het land. En daai op dien grondslag nimjner een ont werp is opgemaakt, is een nieuw onderzoek nood'g. Trouwens ook alleen met het oog op de aan winning van land is het de vraag, of de ondiepe Wadden daarvoor niet veeleer in aanmerking ko men dan het zuidelijk gedeelte der Zuiderzee. Met eene kaart voor oogen zou eene afsluiting van Helder over de eilanden naar de Groning- sche kust zeker het eenvoudigst schijnen. Let men echter op de diepte der zeegaten, dan is dit geenszins het geval; want in het Tessel- sche zeegat staat ongeveer 40 M. en in het Vliegat 20 tot 80 M. water. Eene afsluiting van die zeegaten acht spreker onraadzaam. De eilanden Tessel en Vlieland moeten dus buiten de afsluiting blijvende waardgronden langs deze eilanden zouden afzonderlük kunnen ingedijkt worden, wanneer dit wenschelijk mocht zijn. Voorts is de af te sluiten oppervlakte van de Zuiderzee en de Wadden nog in twee deolen te splitsen, namelijk dat ten zuiden van de lijn Noord-Bolland Wieringen—Friesland en het o- verigo gedeelte, bestaande uit de Friesche, Gro ninger en Uithuizer Wadden. In dit laatste gedeelte komen groote opper vlakten voor, die thans bij laag water droogval len en dus na indijking waarschijnlijk geen be maling zouden behoeven. De waarde der gronden is echter onbekend. Alleen van het Wad ten zuiden van Ameland is hekend, dat het voor een groot deel uit goe den grond bosteat. Er moet dus door grondboringen onderzocht worden, welke waarde de Wadden hebben, alvo rens op eenigszins juiste gronden het belang van eene geheele of gedeeltelijke bedijking dier Wad den te kunnen beoordeelen. Van het gedeelte ten zuiden van de ljjn Noord-Bolland Wieringen—Friesland is meer bekend. Daarin komen overgroote oppervlakten uitmuntende kleigronden voor, zooals b(jv. in het geheele zuidelijke gedeelte. Verder achter Schok land, en eindelijk ten zuiden van Wieringen. Dit is gebleken uit de talrijke gedane grondboringen, waarbij de grond door den hoogleeraar Van Bera- melen nauwkeurig is onderzocht. Volgens een voorloopjgen verkenningstocht gelooft spreker, dat er ook nog kleigronden voor komen in den noordoostelijken boek der Zuider zee tusschen Lemmer. Urk en den Ketel. Ver moedelijk bestaat het overige gedeelte langs de Friesche kust ten westen van Lemmer uit zand grond. Bet in te stellen bodem-onderzoek in het nog niet onderzochte gedeelte der Zuiderzee zal daaromtrent zekerheid verschaffen. Op de vraag: „wat is er te onderzoeken?" moet dus het antwoord in de eerste plaats luiden: de bodem van dat gedeelte der Zuiderzee en der Wadden, waar nog geen bodemonderzoek heeft plaats gehad. Voorts zijn nog technische vraag punten te onderzoeken, waaronder echter een dei- voornaamste is de vraag: hoe bij insluiting van den IJsel de waterloozing zal zijn? De financieele uit voelbaarheid van eene droog making hangt, behalve van de qualiteit van den grond, af van de kosten der droogmaking per H. A. verkoopbaar land en van de verkoopbaar heid zelve. Wanneer men van het regeeringsontwerp van 1877 uitsluit de kosten der dichting van het Eir- landsche gat, en aanneemt dat de noodige gel den tegen 4 pet. rente 7oor eenen koers van 98 pet. geleend kunnen worden, dan zou de H: A. verkoopbaar land met inbegrip van rente op ren te, op het oogenblik dat de geheele droogmaking voltooid is, ƒ1150 gekost hebben. Wegens de groote indirecte voordeden, die de staat bij aanwinning van land geniet, is deze prijs voor uitmuntend land niet te hoog. De vraag is echter, of de groote oppervlakte van 137,280 B. A. niet een bezwaar voor de verkoopbaarheid zal zijn. Spreker gelooft dit niet, doch met het oog daarop zou eene verdeeling in bijv. twee op zich zelf staande indijkingen, eene oostelijke en eene westelijke, de voorkeur verdienen. Alsdan wor den de kosten aanmerkelijk hooger. Volgens eene gemaakte berekening komen van de ƒ1150 per B. A. ƒ420 voor den zeedijk, 160 voor t.ijkomende werken ten behoeve der aanlig gende landen en ƒ570 voor de droogmaking en het in cultuur brengen der gronden. Bij eene verdeelir.g in twee gedeelten zouden de beide laatste kosten weinig verandering onder gaan. Die van den zeedijk zouden echter, we gens de kleinere oppervlakte per H. A., mffêf dan verdubbelen en dus den pr(js van het droog gemaakt land belangTijk vermeerderen,

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1888 | | pagina 1