ie Jaarg.
en im
fto. 107,
Woensdag 25 Mei 1888.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen,
F. Dl EL FM AA,
AXEL.
Buitenlandsch Nieuws.
Binnenlandse!) Nieuws.
Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS pier 3 Maanden
1 maal per week 25 cent; franco per post 30 cent2
maal per week 50 centfranco per post 60 centvoor
B b i. g i 60 ct. en 1,20. Afzonderl. numm. 3 ct.
DRUKKER UITGEVER
Advertentiën van 1 tot 4 regels 25 cent:
voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden
naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren.
Onder bovenstaand opschrift leest men in de
12 j „N. R. Ct." een artikel van den volgenden in-
2i i houd
De tegenwoordige positie der groote mogend-
25 heden is genoeg bekend; of beter gezegd: in
321 het openbaar wordt er genoeg over gesproken;
o« zoodat het wel de moeite waard is, ook eens te
4Q spreken van de kleine staten, meer bepaaldelijk
4J van hunne betrekkingen met Duitschland. AI
.p kunnen de kleinere naburen geen machtige le-
'Li gers in de weegschaal werpen, zoo maken toch
°l volgens het spreekwoord „vele kleintjes een
groote", en kunnen de kleinere staten het voor
0 de goed gewapende groote soms lastig maken.
9, Onder zekere omstandigheden tellen zij uit een
*~„j[ militair oogpunt ook wel degelijk meue, bijv.
''jl wanneer het betreft, de vraag, in hoever het le-
j gerbestuur eener naburige groote mogendheid de
d slecht gedekte grens van een neutralen kleinen
staat in zijne krijgskundige berekeningen moet
i''^Ir ^Pnemen-
'■'|l Wat de verhouding tusschen Nederland en
Duitschland betreft, men kan wel zeggen, dat
die in de laatste jaren zoo goed is geworden,
I dat mt n daarover niet meer behoeft te spreken,
i Dat op velerlei punten van economischon aard
6 I de wenschen met ten volle overeenstemmen, is
geen wonder, waar aan de eene zijde „bescber-
3,00 ping", aan de andere „vrije handel" de leuze
4,45 is- Bij wederzijdsch beschermende rechten zou
I het misschien nog minder goed zijn. Over het
1 geheel gerekend kan men echter zeggen, dat
I tusschen hen de beste nabuurschap bestaat. Met
genoegen ziet men hier, dat Duitsche aangele-
genheden in de Nederlandsche pers over het al
gemeen eene vriendschappelijke beoordeeling vin-
1,0| ('en- En niet minder, dat er nu ook uit Neder-
3,3! iaiJJ hulp wordt verleend aan de noodlijdenden
door overstrooming bij ons te lande. Ook daar
van kan men zeggenkleine attentiën bevesti-
2 gen de vriendschap.
e'of Pat nu bij het nieuwe Nederlandsche ministe
rie de portefeuille van buitenlandsche zaken is
opgedragen aan iemand die geen diplomaat is,
dit heeft hier een vreemden indruk gemaakt en
J wordt ook verschillend beoordeeld. In de gesprek-
ken, die ik met eenige politieke peisonen heb ge-
Had, was echter de grondgedachte steeds deze
<dat het in den loop der buitenlandsche politiek
ten opzichte van Duitschland zeker geen veran-
dering zal teweegbrengen. Het feit scheen inder-
jdaad iets ongewoons, en met het oog op den
1 tegen woordigen alge me en en toestand, voorname-
=Jhjk rok met het oog op eene mogelijke gebeur-
ti-Henis in Nederland zelf, scheen men het niette
6,Het.ben verwacht. Wel is waar, er bestaan voor-
Heelden van, in Noord-Amerika, Frankrijk, Italië,
-H zelfs - gelijk een mijner zegsmannen glimlachend
er bijvoegde in Bulgarije, ofschoon er, met
4.» Uitzondering van dat land, in de genoemde sta
mpten geen gebrek aan werkelijke diplomaten
heerscht. Doch in tijden als deze had het iets
verrassends.
Bij velen hier bestond het vermoeden, dat de
portefeuille zou worden aangeboden aan d9n Ne-
derlandschen gezant alhier, den heer Van der Hoe
ven. Ik weet niet, hoe men op dat denkbeeld
kwam.- Evenmin kan ik zeggen of het slechts
eene ongegronde gissing is geweest, dan wel of
er inderdaad eene poging is gedaan om dezen
diplomaat voor den ministerieelen post te win
nen. Maar dit staat vastdat het in de poli
tieke kringen alhier veel genoegen doet, dat er
op de verandering van ministeiie in Den Haag
geen verandering voor den gezant is gevolgd. Naar
al wat men daarover hoort, wordt de heer Van
der Hoeven hier allezins gewaardeerd.
Al moge Nederland in de zoogenaamde groote
politiek geene invloedrijke rol spelen, zoo heeft
het toch wegens zijne ligging en groote handels
belangen voor Duitschland eene zeer gewichtige
beteekenis. Het is zeker, dat Bulgarije, Servië
en Rumenië op dit oogenblik voor den algemee-
nen vrede meer te beteekenen hebben dan onze
nabuur Nederland, tenzij er eensklaps weder eens
eene „Luxemburgsche quaestie" mocht opdagen,
waaraan echter, voor hoever men kan nagaan,
niet valt te denken. Doch voor het mogelijke
geval dat de algemeene vrede eens in het zuid
oosten van Europa werd gestoord, heeft Neder
land voor ons eene hoogst gewichtige beteekenis
met het oog op mogelijke verwikkelingen tus
schen Duitschland en Frankrijk.
Intusschen ziet men hier met het grootste ge
noegen, dat er juist bij de kleinere naburige sta
ten langzamerhand meer en meer vertrouwen
hee.scht omtrent de werkelijk vredelievende ge
zindheid van Duitschland. De vrees voor eene
Duitsche politiek van verovering is overal ver
dwenen, en hier te Berlijn wordt het inzonder
heid met blijdschap opgemerkt dat er zich nu
zeifs in Denemarken eene vriendschappelijke toe
nadering tot Duitschland begint te vertoonen.
Daardoor begint hier wederkeerig het zeer groo
te wantrouwen jegens de Deensche politiek te
verminderen. Een langen tijd heeft men hier de
regeering te Kopenhagen niet vertrouwdthans
echter meent men verscheidene kenteekenen te
zien, dat ook Denemarken ingeval van Europee-
sche verwikkeliigen neutraal zal blijven.
Yan Zwitserland is men hier op dat punt ten
volle zeker. Wat meer zegt men is ten volle
gerust, dat het door zijne militaire maatregelen
is, zijne neutraliteit te handhaven. Wat er thans
tusschen Berlijn en Bern over socialisme en recht
van asyl wordt verhandeld, dit gaat alles, gelijk
ik uit de beste bron weet, in hoogst vriendschap-
pelijken geest, zelfs meestal zonder officieele wis
seling van nota's. De Zwitsersche bondsregeering
gevoelt zelve behoefte om de vreemde anarchis
ten by haar te lande strengt r in toom te houden
De politieke betrekkingen tusschen Berlijn en
Bern laten inderdaad niets te wenschen over, en
men moet zich derhalve daaromtrent niet op een
dwaalspoor laten brengen door enkele uitvallen,
die nu en dan in het eene of andere blad nog
worden gedaan.
Wat Belgie betreft, men vertrouwt hier ten
volle op den goeden wil der Belgische staats
mannen om de neutraliteit des lands te handha
ven maar vooralsnog vertrouwt men niet op de
daartoe noodige militaire kracht. Men vat het
hier zoo ongeveer op in den zin vande geest
is wel gewillig, maar het vleesch is zwak.
Hier te Berlijn zou men wenschen, dat Belgie
en Nederland zich ter bewaking hunner grenzen
zoo sterk mochten maken als Zwitserland, in het
belang van den vrede. Want dat Nederland of
Belgie zich thans sterker zouden willen maken
om later vijandig tegen Duitschland te kunnen
optreden, daaraan valt niet te denken.
Juist deze overtuiging draagt er ook toe bij,
dat de ministrieele verandering in Nederland en
inzonderheid de benoeming van een niet-diploma-
tieken persoon tot minister van buitenlandsche
zaken, hier niet wordt beechouwd als eene zaak
van ingrijpende beteekenis voor de buitenland
sche zaken. Veeleer meent men, dat de nieuwe
minister, voor zoover de groote Europeesche po
litiek betreft, niet uit het tot nog toe gevolgde spoor
zal kunnen wijken en dat hy door andere Neder
landsche staatsmannen, zoowel als door zijne di
plomatieke medewerkers, ingeval van nood ook
in dat spoor zal worden gehouden te meer om
dat Nederland toch slechts bij enkele weinige ge
legenheden in staat is, daarin mede te doen. De
vrees, in sommige buitenlandsche bladen te ken
nen gegeven, dat de Nederlandsche troonquaestie
de Europeesche Kabinetten in beweging zou kun
nen brengen, bestaat hier niet, doordien Duitsch
land uitgaat van het standpunt, dat de zaak een
zuiver binnenlandsche zaak van Nederland is,
die bovendien aldaar bij de wet is geregeld en
het buitenland niets aaDgaat.
Ziedaar in hoofdtrekken ongeveer een beeld
geschetst van Duitschlands verhouding tot zijne
kleinere naburen met betrekking tot den^tegen-
woordigen toestand van Europa.
De Minister ran binnenlandsche zaken heeft
aan Gedeputeerde Staten der provinciën de volgen
de aanschrijving gericht:
Art. 37 der kieswet bepaalt, dat de voorzitter
van den gemeenteraad den kiezers stembriefjes doet
toekomen, waarop, zoo het eene keuze voor den
gemeenteraad geldt, het zegel der gemeente, zoo
zij voor de Provinciale Staten of de Tweede Ka-
mar moet geschieden, dat der hoofdplaatsen van
het hoofd- en van het onderkiesdistrict staat afge
drukt.
In eenige gemeenten meent men, dat dit voor
schrift toelaat, dien zegelafdruk te verkrijgen door
middel der boekdrukpers. Dit komt mij voor niet
geheel overeen te komen met eene juiste opvat
ting der wet. Hare bedoeling is geene andere,
dan door dien zegelafdruk eene waarborg te er
langen, dat het stembriefje inderdaad door den
voorzitter van den gemeenteraad is verstrekt. Een
wapenafdruk, die door iedereen kan worden ge
bruikt levert zoodanigen waarborg met. op. Vol
gens het gewone spraakgebruik wordt door de
woorden ,piet afdrukken van een zegel" stempe
ling aangeduid. Het schijnt dus oirbaar, dat het