IVo. 136. Woensdag 19 October 1887. 3e Jaarg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. F. DIELEMAA, Beleefd verzoek. Bu i ten land sch Nieuws. Dit Blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS per 3 Maanden 1 maal per week 25 cent; franco per post 30 cent2 maal per week 50 centfranco per post 60 centvoor Beï/gië 60 ct. en 1,20. Afzonderl. numm. 3 ct. DRUKKER UITGEVER AXEL. Advertentien van 1 tot 4 regels 25 cent voor eiken regel meer 5 cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Plaatsing 3/2 maal. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagnamiddag TWEE uren, De uitgever dezer courant verzoekt beleefd, bij de toezending van Advertentien, tevens op te geven hoeveel maal en in welk nummer de gezonden Advertentie moet geplaatst worden, zulks ter voorkoming van misvattingen. Indien bij toezending van Advertentien voor dit blad, niet vermeld is, hoeveel maal zij moeten geplaatst worden, dan zullen zij drie achtereenvol gende keeren opgenomen en tweemaal in reke ning gebracht worden. In een onzer vorige nummers hebben wij mededeeling gedaan, dal Z. M. den Koning der Belgen, door den heer M. Buis, Burgemeester van Brussel, was uit- genoodi'gd om tegenwoordig te zijn bij de opening van den „Nieuwen Ylaam— schen Schouwburg" aldaar. Het antwoord van den Koning luidde daarop dat hij verhinderd was, aan deze vereerende opdracht te kunnen voldoen, wegens de bijwoning van het jubileum van Keizerin Augusta. Na de thuiskomst echter zou Z. M. een galavoorstelling in den Nieuwen Schouwburg bijwonen. Wij hebben toen in datzelfde bericht opgenomen dat een welkomstgroet uit gesproken in de Vlaamsche taal, niet alleen door Z M. zou worden aanvaard, maar dat zelfs zijner-zijds het antwoord eveneens in die taal zoude worden ge uit. Het is voornamelijk met het oog daar op, dat zoovele Belgen het betreuren dat Z. M. in een Ylaamsch land, zijn eigen volkstaal niet spreekt, de Koning thans de Vlaamsche taal bezigt. Daarom dan ook was men zoo algmeen ingeno men dat Z. M. een gala—voorstelling in den nieuwen „Vlaamschen Schouwburg" zou bijwonen. Donderdagavond zou Z. M. aan het algemeen verlangen voldoen, om tegen woordig te zijn bij de opvoering van een tooneelstuk „De Brusselsche Straat jongen" van Julius Hoste. De officieele wereld en de Vlaamsche letterkundigen en kunstenaars, waren in grooten getale vertegenwoordigd. De minister Beernaert, prins De Chimav. De Volder en generaal Pontus, het col lege van Burgemeester en Schepenen, een aantal hooge Staats- en Stedelijke ambtenaren, Emanuel Hiel enz. enz. benevens een groote damesschaar waren in den Schouwburg aanwezig. Even vóór 9 uur kwamen H. H. M. M. de Koning en de Koningin aan, en werden op plechtige wijze naar den grooten foyer geleid, alwaar de heer Buis de hooge bezoekers met de volgende toe spraak welkom heette: „Sire, „Van al de uitingen van het Kunst vernuft is er geen die zoo regelrecht tot het hert des volks gaat als de tooneel— kunst. „Inderdaad, zij vereischt de medewer king van al de kunsten, om aan de toe schouwers de begoocheling van het le ven te schenken. Zij vraagt eenen schouw burg aan den bouwmeester; zij vraagt woorden aan den dichterzij vraagt mu ziek aan den toondichter; zij vraagt ta- fereelen aan den schilder. „Uwe Majesteit, die gewaarborgd heeft dezen nieuwen Vlaamschen schouwburg heden met een bezoek te vereeren, zal met blijdschap de rijke ontluiking der Vlaamsche kunst in al hare uitingen kun nen vaststellen. „Eigen kunst is eigen levenzoo luidt eene dezer spreuken, in welke de Vlaam sche gezonde rede hare wijze grondre gels, vruchten der ondervinding, weet te griften. Deze spreuk is niet alleen eene ware, maar ook eene vaderlandsche leus. „Door het offeren, op het altaar van ons gemeenschappelijk vaderland, van de rijke gave eener oorspronkelijke kunst, werpen de Vlamingen den stevigsten dam op die onze nationale onafhankelijkheid moge beschermen. „Met deze overtuiging bezield, heeft de stadsoverheid van Brussel verstaan, dat de hoofdstad bijzondere plichten te vervullen had. Zij heeft begrepen, dat onze hoofdstad even herbergzaam moet zijn voor de twee rassen, die ons ge meenschappelijk vaderland bevolken; zij heeft gewild, dat geen enkel dezer ras sen zich vreemd gevoelde binnen de mu ren van Brussel; zij heeft bewerkt, dat nevens de schouwburgen van de Munt en van het Park ook een Vlaamsche schouwburg oprijst. „Uwe Majesteit gaf ons reeds menig vuldige blijken van bezorgdheid voor den bloei onzer hoofdstad en den roem onzer vaderlandsche lettel-en. Ook druk ken wij hier uit ganscher herte onze er kentelijkheid, uit voor dat nieuwe bewijs van genegenheid,' hetwelk U— we Majesteit heden komt te geven aan het werk van ons bestuur, alsmede aan de edelmoedige pogingen onzer mede burgers, die trachten de Vlaamsche kunst te doen gloren in haren alouden luister". Hierop las de Koning het volgende antwoord „Ik dank u, mijnheer de burgemees ter, voor de woorden die gij mij hebt toegesproken: zij komen met mijne ge voelens overeen. „De luister der letterkunde en dei- kunsten, op welke wijze zij voorgesteld worden, is eene der verhevenste uitin gen van den volksgeest. Ik zal mij al tijd gelukkig achten, te zien hoe zij bij dragen tot den roem en den voorspoed der hoofdstad, waaraan de ontwikkeling zoo nauw met die onzer volkseigenaar digheid vereenigd is. ,;De Vlaamsche tooneelkunst, waar^- van dit prachtig gebouw is toegewijd, kan op mijne volle genegenheid tellen. In dien de kennis der vreemde talen heden daags bijzonder nuttig is, die der vader landsche talen is eene noodzakelijkheid. Het is gewichtig de gelijktijdige beoe fening dezer talen de jeugd aan te be velen, en het is te wenschen, dat het gebruik er van meer en meer gemeen worde voor al de Belgen. „Met reden zegt gij, mijnheer de bur gemeester: Eigen kunst is eigen leven. Het vlaamsch tooneel heeft altoosgetracht zedelijk en vaderlandscli te zijn. Dat het niet nalate aan het volk de groote hel den onzer geschiedenis te doen kennen; dat het zonder ophouden de deugden onzer voorouders verheerlijke, alsook hun ne verkleefdheid en hunne zelfopoffe ring aan het gemeenebest. Er is daar eene schoone taak te volbrengen. „Gaarne ware ik, mdien de omstan digheden mij zulks toegelaten hadden, bij de inhuldiging van dezen schouw burg tegenwoordig geweest. Het is voor mij een groot genoegen de vertooning van dezen avond bij te wonen. Ook zal het de eerste maal niet zijn, dat ik de gelegenheid zal hebben onze Vlaamsche tooneeldichters te waardeeren en hunne werken toe te juichen zij mogen ten

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1887 | | pagina 1