i
Te Maastricht is men druk bezig met toe
bereidselen voor de groote Nationale en Interna
tionale Wieier-Wedrennen van 4 Juli a.s., van
wege de Maastrichtsche Velócipède-Club uitge
schreven, onder patronaat der Sociëteit Momus.
Uit Nederland, België en Duitschland hebben tal
van wielrijders zich voor de verschillende num
mers van het programma laten inschrijven,
zoodat de strijd ernstig en belangwekkend
belooft te zijn.
Meer dan 100 wielrijders zullen deelnemen
aan den grooten optocht, welke tegen half
twaalf de Stations-laan zal verlaten. In het
Momus-lokaal zal de eerewijn worden aangebo
den, waarna de wedrennen precies te half twee
aanvangen.
Onder de vele festiviteiten, voor deze gelegen
heid ontworpen, vindt men op Zaterdagavond 3
Juli een buitengewone muziekuitvoering op het
Vrijthof, aangeboden door de stafmuziek van
het 2e reg. infanterie, en onmiddellijk daarna
een grooten militairen taptoe door de muziek
korpsen der schutterij en van het 2e regiment,
met de vereenigde tamboers; op Zondag
avond te halfzeven een concert in het Stads
park, aangeboden door de Sociëteit Momus en
gegeven door de welbekende muziek van het 9e
Belgische linieregiment uit Luik. Verder spreekt
men van een banket, rijtoeren, gezellige bijeen
komsten enz. enz.
Ongetwijfeld zullen deze feesten en de be
kende gastvrijheid der Zuid Limburgers, velen
nopen om een bezoek te brengen aan de stad
Maastricht en hare liefelijke omstreken.
De ongelukkige Koning Otto van Beieren
was, evenals zijn broeder Lodewijk, indertijd
een jonkman van wien veel verwacht werd,
die zich onderscheidde door vrijzinnige denk
beelden omtrent staatkunde en Godsdienst, en
door zijn beleid in den omgang met menschen
van allerlei richtingen. Hij leidde echter, als
zoovele Prinsen, een al te vroolijk leven. Zijn
zwak lichaam was daartegen niet bestand en
hij verviel in een diepe zwaarmoedigheid en
godsdienstwaanzin. Zijn krankzinnigheid werd
aanvankelijk geheim gehouden, totdat zij ten
duidelijkste bleek, toen Prins Otto, in 1873, bij
een pleclitigen dienst in de Domkerk te Mun-
chen, plotseling den preekstoel beklom, met
luider stem het confiteor opzei, en slechts met
groote moeite verwijderd kon worden.
Onder het opschrift „Tooverpoeder voor
Petroleum"' wordt in een der Duitsche vakbla
den gewaarschuwd voor een Amerikaan die
dit poeder verkoopt als middel tot het onont-
plofbaar maken van petroleum. Bedoeld blad
schrijft: „In het jaar 1876 heeft een waar
schijnlijk uit Zwitserland komend bedrieger, met
gewoon waschblauw gekleurde pitten, voor 10
a 12"' rondbranders verkocht, die de eigenschap
zouden bezitten om van slechte petroleum, een
sterker lichtgevende niet walmende en weinig
olie verbrandende vlam te verkrijgen. In 1877
heeft een andere zwendelaar „blauw geverfd
zout,, tot hoogen prijs verkocht, bij welks aan
wending petroleum onontplofbaar zoude zijn.
Eerst negen jaren later verschijnt een andere
aartszwendelaar, die zich als Amerikaan voor
doet, geen Duitsch spreekt en daarom een tolk
medebrengt. De man verstaat den zwendel
eerst recht goed. Hij toont een album waarin
alle firma's opgeteekend zijn, die het Ameri-
kaansche tooverpoeder gekocht zouden hebben."
Het dozijn doozen van dit tooverpoeder, 't
welk niets anders dan Soda is, kost slechts 15.36
Mark. Door aanwending van het poeder wordt het
gevaar voor ontploffen geheel weggenomen, de
hitte der vlam tot op een minimum terugge
bracht, het dwalmen houdt op, en elke onaan
gename reuk der petroleum is weggenomen. De
doozen, waarin dit wonderpoeder verpakt is,
droegen het opschrift:
„Dr S. S. Louden, Philadelphia," doch moet
dit nu veranderd zijn. De deugniet noemt zich
„Georg W. Leighton, Generaal agent en reiziger
voor Europa.
Een afschuwelijk drama heeft te Houdeng
Goegnies plaats gehad. Een photograaf was vel
leden jaar met zijne vrouw en twee kinderen in
de gemeente komen wonen en hoewel de zaken
goed gingen, was er toch geen vréde in huis.
De man gaf gedurig aanleiding tot tooneelen,
waaraan de jalouzie der vrouw niet vreem 1 was.
In hunne buurt was een molenaar komen wonen,
wiens echtgenoote „de schoone vrouw" genoemd
werd, en die weldra op vertrouwelijken *oet met
den photograaf omging. De molenaar verwittigd
zijnde, verraste de twee schuldigen in eene na
burige herberg. Op het. oogenblik dat hij de ka
mer binnentrad, sprong zijne vrouw door het
venster naar buiten. De photograaf meer dood
dan levend van schrik, verborg zich achter de
meubelen en loste van uit zijn schuilhoek twee
revolverschoten op den molenaar, doch deze werd
niet getroffen. De schuldige wilde ontvluchten,
doch daar hij door den molenaar tot aan den
trap werd vervolgd, keerde hij zich om en schoot
den ongelukkige een kogel in den buik. Natuur
lijk had dit tooneel onmiddellijk een grooten op
loop verwekt en een militaire dokter diende de
gekwetsten oogenblik alle mogelijke zorgen toe.
De toestand van den molenaar is zeer gevaarlijk,
zijne vrouw heeft door haren sprong uit het
venster den voet gebroken en inwendige kneu
zingen bekomen. De photograaf is in de ver
warring kunnen ontvluchten. Hij heeft zelfs nog
tijd gehad om in zijne woning geld te gaan ha
len en de revolver bij een buurman neer te
leggen.
Twee professoren uit Bologna, prof. Peruz-
zi de beroemde gynecoloog en prof. Casati, be
zochten Sue ei, waarvan dezer dagen reeds meer
gewag is gemaakt, te Florli, en drukten hunne
verbazing uit over het vreemde verschijnsel.
Succi, na veertien dagen gevast te hebben, zon
der eenigs stoornis in zijne gezondheid te onder
vinden, behalve dat de tong beslagen en de
adem onzuiver was, heeft nu opnieuw voedsel
genomen en zal te Bologna voor de medische
faculteit zijne proef herhalen. Belangstellenden
stroomen van alle kanten toe, en ook decorres
pondent van de New-York Herald reisde er
opzettelijk voor naar Florli.
Ziehier wat Succi zelf meedeelt over de ont
dekking van het merkwaardig vocht„Ik ont
dekte de uitwerking van den drank toevallig.
Op eene mijner reizen door Zoeloeland, Zambesia,
Madagascar en de Homorische eilanden werd ik
door hevige koorts aangetast. Met een en drank,
dien de een of andere kwakzalver van die plaats
mij toediende, genas ik niet alleen zeer spoedig,
maar toen ik van mijn gezelschap gescheiden,
tot vasten gedwongen was, merkte ik, dat ik
den honger minder voelde, naarmate ik meer
van dien drank dronk, en dat mijne spierkracht
vermeerderde. Ik dacht eerst, dat het een ge
volg was van mijne doorgestane ziekte, maar
nam mij toch voor later de proef te herhalen,
en werkelijk bracht ik in 1883 twee maanden in
de woestijn van Nubië door, zonder voedsel te
gebruiken.
„Toen ik te Home verhaalde wat er met mij
voorgevallen was, sloot men mij in de Lungara
op, en ik zou er nog zitten, als ik niet de slim
heid had gehad te zeggen, dat alles eene dwaze
fictie van mij was geweest, maar dat ik nu ge
nezen was en volkomen mijne dwaasheid inzag.
Drie maanden hield ik die rol vol; toen werd
mijn waanzin voor genezen verklaard, en ik vrij
gelaten."
Zondagmiddag hield de predikant der Chr.
geref. gem. te Pernis plotseling op met preeken
en verzocht vriendelijk, een der aanwezigen, die
zich een plaatsje onder den preekstoel had uit
gezocht, uit de kerk te doen verwijderen. Dit
bracht eenige opschudding te weeg, hetwelk er
niet op verminderde, toen het bleek dat de aan
gewezene een groote hond was, die zijn baas was
gevolgd. Des voormiddags had Does in het por
taal der kerk post gevat en tijdens het zingen
van psalmen dapper meegedaan.
Een persoon, die in den nacht tusschen
Zondag en Maandag zich aan De Ruyterkade te
Amsterdam in het gras te slapen gelegd heeft,
moest des ochtends bij zijn ontwaken tot de
droevige ervaring komen, dat, terwijl hij sliep
onbekenden hem beroofd hebben van z'jn hor
loge met ketting, geld en andere kostbaar hele n,
o.a, een ring welke hem van den vinger ge
trokken is. Om eene portefeuille in een der
binnenzakken van de jas te kunnen bereiken,
heeft men de jas van den slapende op de borst
^pengesneden.
Uit Leur wordt de navolgende spookge
schiedenis medegedeeld.
In den tuin Van een op garingen afstand van
ons dorp gelegen boerenerf hadden verscheidene
personen des avonds eene geheimzinnige gedaan
te waargenomen met uitgebreide armen, en eene
mits met fladderende linten op het hoofd.
Peer, Miryn, Mieka enz. hallen deze ver-
schjning „eigen" gezien, verscheidene mal en
achtereen. Dus geen twijfel meerdat was de
schim van vrouw welke voor eenige ja
ren daar gestorven was. Over het geval werd
druk gesproken, ook in de herberg onder een
twaalftal minnen ,,die na het gebruik van ee ne
behoorlijke hoeveelheid bruin bier en „klare
het doortastende besluit namen het spook te
gaan „interviewen."
Voorafgegaan door een oud-Indisch militair, die
„wel andere grappen bijgewoond had", toog de
dappere schaar nog denzelfden avond op weg.
Jawel, daar stond ze weer, de schrikwekken
de gestalteDe armen dreigend uitgestrekt als
om den vermetele, die het waagde te naderen,
in eene vreeselijke omarming te verstikken. De
moei zonk den dapperen reeds in de schoenen,
doch op aansporing van den hoofdman ging men
toch schoorvoetend voort, om op eerbiedigen af
stand van het schrikbeeld voorgoed halt te hou
den. Genoemle hoofdman echter ging manmoe
dig op het doel af, onder het bulderen van de
krijgshaftige woorden „Spook, wie zijde gij,
spreekof 'k break oa de ribben"Hierop
eene stoute beweging en onze held hield met
krampachtige vuist een kersenboompje omkneld,
aan het welk de eigenaar eenige witte lappen ge
bonden had, niet met het doel om bijgeloovige
mensahen, maar wel om vraatzuchtige musschen
en spreeuwen schrik op het lijf te jagen.
Zee eindigde deze huiveringwekkende geschie
denis. Z'j bewijst opnieuw, dat het dwaze ge
loof aan heksen en spoken nog niet opgehouden
heeft.
De vooruitzichten voor den landbouwer zijn
dit jaar weder niet zeer gunstig. Liet de te vel
de staande oogst in het begin zich goed aanzien,
door den invloed van het ongunstige weder zijn
vele gewassen in den eersten groei belemmerd,
waardoor veel bedorven is wat aanvankelijk zoo
veel goeds voorspelde. Jammer is het te noemen
voor streken zooals hier dat de landbouw niet
met meer gunst gedreven wordt, daar de meerdere
of mindere welvaart van den voor- of achteruit
gang van den landbouwenden stand geheel af
hangt. Heeft de landbouwer reeds schade genoeg
van de lage graanprijzen, door de mindere op
brengst der landerijen wordt hij nog meer ge
drukt, hetgeen door al wat daarmee in verband
staat maar al te zeer gevoeld wordt. Yan de
tarwe kan niet gezegd worden dat zij slecht
staat, maar goed is zij voorzeker ook niet te
noemen. Nog minder geldt zulks voor de rogge.
De haver staat flink en belooft eene ruime op
brengst, gerst iets minder. Suikerpeeën, erw
ten en paardeboonen staan gezond, maar van de
te wachten opbrengst kan nog weinig gezegd
worden. Het vlas is verre van puik; door re
gen en hagal gepaard met guur weder heeft het
veel geleden. In de aardappels die overigens
goed staan begint zich hier en daar de gevrees
de ziekte weder te vertoonen. Het koolzaad,
belooft een middelmatige opbrengst; daar er veel
in het voorjaar is omgereden, is de hoeveelheid
van dit gewas klein te noemen. Steenvruchten
zijn er veel, appels en peren daarentegen zeer
weinig. De veestapel verheugt zich in eene goe
de gezondheid, de slapte van den handel oefent
evenwel ook hier haar nadeelige werking op
den landbouwer uit.
Wij ontvingen omtrent het feest van Hóek nog
een verslag doch tot ons leedwezen te laat voor dit*
nummer. De volgende week zullen wij 't plaatsen.