de stad van de kribbe
Twee bakkers vonden elkaar
op Kerstmis
V
Zaterdag 24 December 1955
KERSTNUMMER
pagina 5
BETHLEHEM,
i 'i i**i ->iii - r*i 'ii11 j-L r*n_i~Vfnriiuir«_
Het Herdersveld ten Oosten van
Bethlehem.
A. vcm dewt&m*
<&So><a#;6><&s6><ajSö>!Ss5B>®#¥><a;SB><a#g>^5><a?g> <&s® <£^5)<&fl5><a^5>Os;p %5ïï><&5T>
BETHLEHEM. Is er wel een naam, die In het oor van de christen liefelijker en zoeter
klinkt, die voor zijn oog blijder beelden en herinneringen oproept? Ligt in die naam
niet iets van de serene rust van een winternacht, van de zuiverheid van pas gevallen
sneeuw, van de eenvoud der herders, van de zang der engelen, van de goddelijke
genade door het Kind in de kribbe? De naam Bethlehem is als een glimlach van Gods goedheid.
Die stad heeft een opgang gemaakt als geen andere op aarde. De naam van de stad wordt ge-
noemd in de El-Amarnabrieven; dat is een correspondentie aan de Egyptische Farao's uit de
jaren 1410-1360. Daarin wordt de stad Beth-Lachama vermeld. Hieruit blijkt, en dat is interes
sant, dat de naam Bethlehem oorspronkelijk betekende: huis, dat is tempel van de godin La-
chama. In de Israëlitische tijd werd de naam Bethlehem, broodhuis. Bethlehem is de stad van
een heidense tempel, toen de stad van David en zijn helden, en eindelijk de stad van de kribbe,
voorwaar een opgang, waarop geen tweede stad in de wereld kan bogen.
<ss=& <as=e> <&ss> <as© <as=©> <ass> <&?e>
Als een glimlach van Gods goedheid
<as=e> <&=e> <a=© <a^e> <&*e> <as*s> <a^s>
Bethlehem is de stad van de Kribbe, daardoor de stad van het heil
der verlossing: „Wat heil, een Kind is ons geboren". Bethlehem is de
stad waarvan de naam is verbonden aan de profetie van grote toekomst,
want over de heerser uit Bethlehem Efratha zegt de profetie: Hij zal
staan en hen weiden in de kracht des Heren, door de majesteit van de
naam van de Here Zijn God; en wij zullen wonen, want „nu" zal hij
groot zijn tot aan de einden der aarde. En deze zal vrede zijn
(Mieha 5:3).
De oude stad Bethlehem ligt op de
kam van het gebergte, dus op het
hoogste gedeelte: Westwaarts daalde
eenmaal David af om te gaan naar
het Dal der Terebinten, naar het Oos
ten daalt het landschap af naar de
woestijn van Juda. Door de ligging is
daar enerzijds landbouw; Boaz had
daar zijn akkers en lager gelegen, bui
ten de stad, was de dorsvloer: -Ruth
daalde af naar de dorsvloer (Ruth
3 3 en 6). Er waren boeren met een
gemengd bedrijf: daarvan was Isai een
voorbeeld; hij gaf aan David mee een
efa geroosterd koren en tien broden,
maar ook tien melkkazen (1 Sam. 17
17 en 18), wat wijst op landbouw en
veeteelt beide; buitendien werd ver'
meld, dat hij schapen had, voor wie
een wachter kon zorg dragen. (1 Sam.
17:20).
Steenvelden
De omgeving van Bethlehem heeft
hetzelfde karakter als dat van Judea:
steenvelden, waartussen het gewas
groeit; steen blijft de overheersende
indruk. Steenachtige velden, geschei
den door lage muurtjes van steen vor
men het landschap. De velden lijken
grauw tussen grauwe steenhagen, tot
zij Oostwaarts ophouden, waar de
kale bergen beginnen van de woestijn
van Juda. Zo is de wijde omgeving
van de oude stad.
Doch bij het veld, dat als de akker
van Boaz wordt gewezen is het an
ders. Daar prijzen rode anemonen tus
sen de steenvoegen. Op het veld wat
lager doen grote olijfbomen zacht hun
zilvergrijze, laag neerhangende bla
deren trillen. Vaag en teer geuren de
rode anemonen, die op de heuvel staan
en op het veld, als kleine, rode kom
metjes, die zacht wiegelen in de wind;
hun rode vuur tekent zich tegen de
grijze stenen af en tegen het groene
gras.
Dat veld van Boaz is een vrucht
bare akker, waar genoeg regen valt.
Daar lezen, als in de dagen van Ruth,
vrouwen de aren op, die gevallen of
overgebleven zijn.
In de onmiddellijke nabijheid van
de stad is de plaats te denken, waar
Samuel het offer bracht (1 Sam. 16
5 en 13). Eén plek, die daarvoor ge
schikt bleek, was het terrein bij de
Zuidpoort, waar thans de Kerk der
Geboorte is. Daar is een kleine effen
rotsvlakte, daar is een vrij wijd uit
zicht naar het Oosten. Daar zullen de
bewoners van Bethlehem in de oud
heid gaarne bijeeen geweest zijn. Er
was geen tempel, misschien zelfs geen
altaar. Maar er was een rots, waar
over dan het bloed van het offerdier
stroomde. Daar waren toen wel bo
men: althans uit later tijd zijn die
daar bekend; er stonden trouwens
nog eiken, toen men de Geboortekerk
ging bouwen. Welnu, waar dus thans
de grot van de geboorte wordt gewe
zen, daar was in de dagen van Isaï
de offerplaats voor het volk van
Bethlehem; daar is David gezalfd;
daar begon het grote Koningshuis.
Bethlehem zou worden de stad van
Davids grote zoon (Joh. 7 42; Micha
Lukas 2 11).
Muren en poorten
De oude stad Bethlehem had haar
muren en poorten. De plaats van de
poorten was bij de natuurlijke toe
gangswegen. Een poort in het Noord
oosten gaf toegang tot de weg naar
Jerusalem; de andere poort, bij de
kerk, was bij de weg, die leidde naar
Hebron; poorten in het Zuiden en
De herder met de kudde bij stille
wateren.
Zuidoosten zagen uit naar de woestijn
van Juda. Bethlehem had geen bron.
Hiëronymus, die hier vele jaren
leefde, schreef, dat de stad in hoofd
zaak het regenwater gebruikte. Het
water van de winterregen werd be
waard in cisterne's (uitgegraven bak
ken in het kalkgesteente, Spreuken
S 15; Deut. 6 11; in de Statenver
taling gracht bijv. Matth. 1211).
Bethlehem had een bornput, alweer
een cisterne, hier wellicht een welput,
2 Sam. 23 15, bij de poort. Uit de ge
schiedenis leert men dus ook het Bij
belse bewijs, dat Bethlehem poorten
had. Nu waren zulke poorten in het
Oosten des nachts gesloten en kon
men niet ter stede ingaan. In dat ge
val konden de herders in de Kerst
nacht ook niet in de stad komen;
daaruit zou moeten volgen, dat de
plaats van de Kribbe buiten de stads
muur was en Jozef en Maria dus geen
verblijf hadden in een huis, dat in de
stad stond.
Naar Bethlehem ging Jo^ef, omdat
hij uit het huis en het geslacht van
David was (Lucas 2:4). In het Oos
ten was, en is nu nog de gehechtheid
van de eigen plaats van herkomst,
zeer groot. Bovendien kent ieder de
afstamming van 'zijn familie, van zijn
geslacht.
Trouw aan herinneringen
Bij de Joden is deze zin om de af
stamming te kennen eveneens een
kenmerkende eigenschap. In het
Joodse volk was een stam verdeeld in
grote families (misjpachoth), de fa
milies waren onderverdeeld in vader
lijke geslachten (beth 'aboth) en deze
plaatsten zich weer langzamerhand in
nieuwe geslachten, die uit de mense
lijke bijenkorf van hun plaats van
oorsprong konden uitzwermen en zich
elders vestigen. Maar waar zij ook
heengingen, de nieuwe familiegroepen
bewaarden toch steeds trouw de her
inneringen, aan wat eens him geboor
testreek was. Deze hechtheid aan de
eigen plaats van afkomst diende bij
de Joden als grondslag voor de volks
telling, en de Romeinen hielden zich
bij de beschrijving tijdens Quirinius
aan dit gebruik. Nog in het jaar 104
na Christus, gelastte de prefect van
Egypte, dat, met het oog op de aan
staande volkstelling volgens gezinnen,
degenen, die om welke reden dan ook
buiten hun eigen district verbleven,
naar hun haardsteden moesten terug
keren om er te voldoen aan de voor
schriften der volkstelling en te zor
gen voor de bewerking van de hun
toegewezen gronden.
Zo zijn dus Jozef en Maria gegaan
naar Bethlehem. Maar voor hen was
er geen plaats meer en dit ziet op de
omstandigheden van Maria.
Jozef heeft in Bethlehem zeker
vrienden of zelfs verwanten gehad,
aan wie hij om gastvrijheid kon vra
gen. Al was het dorp boordevol, voor
twee zo eenvoudige en bescheiden
personen was in het Oosten altijd
toch wel een hoekje te vinden. Wan
neer bij gelegenheid van het Paas
feest honderdduizenden naar Jeruza
lem stroomden, was de hoofdstad niet
minder overvol dan Bethlehem tij
dens de volkstelling, maar vonden
toch allen met enige inschikkelijkheid
wel een plaats. Maar natuurlijk wer
den in dergelijke omstandigheden ook
de particuliere woningen, vuil, en ge
woonlijk maar uit één gelijkvloers ge
legen, groot vertrek bestaande, één
soort karavanserai. Alles was daarin
gemeenschappelijk, alles deed men in
het publiek en er bestond geen inti
miteit of afzondering van welke
soort ook. Daaruit kan men begrijpen,
waarom Lukas specificeert, „dat er
geen plaats voor hen was". Wat Ma
ria bij het naderen van de bevalling
zocht, was niets anders dan juist in
timiteit en afzondering.
Terwijl ze daar waren, brak de tijd
van haar moederschap aan; ze baar
de haar eerstgeboren Zoon, wikkelde
Hem in doeken en legde Hem in een
kribbe (Luk. 267). Hier wordt al
leen gesproken over een kribbe, maar
deze is in het licht van de gebruiken
van die tijd een aanwijzing voor nog
iets anders. De kribbe wijst op een
stal, en de stal vereist volgens de
toenmalige gewoonte van egn grot, 'n
klein rotshol, dat in de helling van
een heuveltje in de buurt van het
stadje was uitgehouwen. Dergelijke
grotten en voor hetzelfde doel be
stemd kan men in Palestina nog vin
den in de nabijheid van sommige hui-
De cisterne (waterput) bij de Ge
boortekerk. De traditie zegt, dat
de Ster, die de wijzen voorging,
weerspiegelde in het water van
deze cisterne.
Het schip van de Kerk der Ge
boorte. Op de achtergrond is het
koor en daaronder is de grot.
Vreest niet
(Vervolg van pag. 3)
eenvoudige zang van de zusters had
hem ontroerd hij dacht aan thuis,
aan zijn vrouw en kinderen.
Gerrit Mekkes hield zich toen ook
maar stil.
Geslapen hadden ze die nacht geen
van beiden maar na het wassen in
de vroege morgen, waren ze toch even
in slaap gesukkeld.
Even maarwant vóór het wak
ker worden van gewone kerkmensen,
kwamen daar de menseiï van het Le
ger des Heils op de binnenplaats voor
de zieken zingen. Daarna begonnen de
Kerstklokken te luiden.
Doch het laatste luiden was bijna
niet te beluisteren, zó begon het te
stormen. En slierten natte sneeuw
sloegen tegen de ramen.
Goeiemorgen!, was de ontstelde
uitroep van Tjallinga hij was ge
wend om met die roep zijn verbazing
ergens over uit te drukken.
Mekkes, die nog wat na-sufte.
antwoordde als iemand, die pas wak
ker wordt: Ook goedenmorgen
Verrast door die groet, zei Tjallin
ga: Met dit weer zullen onze vrou
wen wel niet komen, Gerrit
Als ze nu samen eens een ta^ri huur
den, dan komt het niet zo duur.
Precies buurmanmaar daar
denken die schepsels natuurlijk niet
aan.
Neeje hebt gelijk als die
ligt". En plotseling was de Engel om
ringd door een hemelse legerschare,
en zij loofden God en zeiden:
Ere zij God in de hoge, en vrede
op aarde bij de mensen des welbe-
hagens.
De herders snelden toen naar de
geboren Koning (Luc. 2 16). Zij be
reikten de grot, vonden daar het Kind
en Jozef en Maria. Rijk van geest, al
is het dan arm naar de wereld, vroe
gen zij niet, maar bewonderden en
loofden God.
Het tegenwoordige Bethlehem is een
stadje, waarvan de bevolking als in
de oudheid een bestaan vindt in
landbouw en veeteelt; daarnaast een
industrie en handel heeft van souve
nirs voor de toeristen. Wanneer wij
de stad bezoeken, zullen wij afdalen
in de Geboortegrot en zingen van het
heil, dat de aarde in 't rond verheugt.
Op het plein vóór de Basiliek der Ge
boorte zien wij naar het Oosten het
Herdersveld, waar in de stille nacht
rijk in pracht de menigte van het he
melse heirleger de Engelenzang zong.
Aan de kim aanschouwen wij een ke
gelvormige berg: daar is het graf van
Herodes. By de geboorte van de Ko
ning in Bethlehem scheen Herodes de
machtige en lag het Kind in de krib
be, schijnbaar onmachtig. Het geweld
van Herodes heeft zich toen wïilen
richten tegen het Kind van Bethlehem.
Maar zij zijn gestorven, die de ziel
van het Kind zochten.
Bij de geboorte bleek al de glorie
van Zijn Koninkrijk, dat eeuwig
duurt. A. v. D.
vrouwen eenmaal kwaad op elkaar
zijn
Voor hun wonden kon het beslist
niet maar om dit prille gesprek
hebben ze toch samen zó gelachen,
dat de zaalzuster hulp moest halen
om de mannen te scheiden. Tjallinga
kreeg een plaats in de andere hoek
van de zaal. En de patiënt uit die
hoek had eerst erg gemopperd, dat hij
zijn plaatsje moest afstaan.
Zo vertelde onze wijkzuster het op
de Tweede Kerstdag en dit ver
haal heeft ons dorp zo goed gedaan,
dat we stuk voor stuk verwonderd
waren en er over moesten praten. Nog
nooit is het gesprek in de huizen vaA
ons dorp zo druk geweest als op dia
Tweede Kerstdag.
Onze predikant zag er Gods hand
in, dat beide bakkers verzoend waren
en zulke gelovigen waren er veel
meer.
Een pessimist zei echter:
Wat zullen we nu slecht brood
krijgen, als de bakkers straks niet
meer concurreren!
Zulk zeggen vond ons dorp godde
loosen we hebben het die man
gezegd ook. Bijna lieten we uit onze
mond vallen: Dan maar liever slecht
brood.
De lucht is nu helder, maar er ligt
een flink pak sneeuw. Meer dan twin
tig mensen hebben al gezegd, dat zij
morgen door de sneeuw willen bag
geren om onze bakkers te bezoeken..,
want het is voor onze wijkzuster zo
geen doen meer.
.En voor de vrouwen van de bak
kers helemaal niet! Maar er moet iets
gedaan worden aan dat gescheiden
liggen-op-zaal van die mannen, een
voudig omdat ze elkaar veel te ver
tellen zullen hebben na al die jaren
zwijgen, maar óók omdat ons dorp,
innig-blij met de verzoening, tegen
nieuwe scheiding wil opkomen.
Want het goede bericht uit het
ziekenhuis heeft ongedachte gevol
gen gehad, nu all Enige buren-met-
ruzie hebben zich terstond verzoend
ons dorp heeft flink opruiming
gehouden, want men zeide: „Moe
ten we soms eerst samen in het
ziekenhuis terecht komen
Het ongeschapen Licht wordt een
geschapen wezen,
dat door Zichzelf zijn schepsel kan
genezen.
De Basiliek der Geboorte in Beth
lehem, met de zwarte muren,
waardoor men meer de indruk
krijgt van een vesting, dan van
een kerk. Achter is het kleine
poortje, waardoor men bukkend
binnentreedt.
Want er waren herders in die land
streek, die in het veld overnachten.
Eensklaps stond er voor hen een En
gel des Heren en de glorie van de
Heer omstraalde hen. Een hevige
vrees greep hen aan, maar de Engel
sprak: „Vreest niet, want zie ik ver
kondig u een grote vreugde, die voor
heel het volk H. Heden is in de stad
Davids een Verlosser geboren, Chris
tus de Heer! Dit zal u het teken zijn:
gij zult een Kind vinden, dat in doe
ken is gewikkeld en in een kribbe
zengroepen. De stal, waarop de beide
echtelieden hun oog lieten vallen, was
misschien gedeeltelijk door beesten in
beslag genomen, donker en vuil van
de mest, maar hij lag op een kleine
afstand van het stadje en was dus
eenzaam en rustig.
Daar werd geboren
Daar in die grot is geboren de erf
genaam van de troon van David (Luc.
1 32). En boven die grot is gebouwd
de indrukwekkende Basiliek der Ge
boorte. Die kerk kunnen wij binnen
gaan door een klein poortje en ko
men aan in het oudste kerkgebouw
der wereld. En bij het koor is onder
de grond een ruimte, waar op de
vloer een zilveren ster de plaats der
geboorte wijst. Toen Maria hier was
met het Kind Jezus was voor deze
Koning de troon een kribbe, de bal
dakijn de spinnewebben aan de zol
dering. Maar de Zoon van de Aller
hoogste ontving die nacht een konin
klijk huldeblijk, zoals maar eens in
de wereldgeschiedenis heeft plaats ge
vonden.
Bethlehem lag aan de rand van de
woestijnsteppe en van de woestijn, bij
de verlaten en onbewoonde streek, die
alleen als weidegrond kon benut wor
den. Daar'was het land van de her
ders. Die herders werden door de Fa
rizeeërs geminacht; zij behoorden tot
de verachtelijke klasse van „het volk
des lands".
Maar deze geringe schaapherders,
die uitgesloten waren van de gerechts
hoven der Farizeeërs, worden ver
waardigd binnen te gaan In het ko
ninklijke hof van de pasgeboren Zoon
Van David en zij werden daartoe uit
genodigd door een van de hemelse
hovelingen van de Allerhoogste.